Het was een gewone doordeweekse dag. Ik was laat opgestaan. Luxe. De voordeurbel ging. Met koffie in de hand opende ik de deur. Er stond een heer van middelbare leeftijd voor me. ‘Goedemorgen,’ zei de heer. Ik bromde goedemorgen terug en vroeg mij af wat hij kwam doen. ‘Ik ben van de gemeentelijke hondencontrole, bezit u een hond?’ Ik moest hem teleurstellen. Nee, geen hond. ‘ Mag het ook een kanarie zijn of een cavia?’ vroeg ik schetsend. ‘Niet dat wij die bezitten, maar zo zou u toch niet voor niets gekomen zijn.’ De man keek mij enigszins schaapachtig aan. Humor was niet aan hem besteed op deze doordeweekse ochtend.
‘Geen hond,’ kruiste hij op zijn tablet aan. ‘Mag ik u een vruchtbare ochtend toewensen,’ nam ik afscheid van hem en sloot de deur. Hondenbelasting, geen hond noch zijn baas of bazin dacht daaraan bij het in bezit nemen van zo’n huisdier. Wat doen ze met dat geld, dacht ik en liet mijn gedachten gaan over de nabijgelegen groen metalen bakken met handige plastic zakjes om de geproduceerde etensresten van uw huisdier op te ruimen. Nou bezit ikzelf geen hond, dus zo’n warme hap voel ik ook niet door het plastic heen. Hoe groter de hond, hoe meer stront. Het lijkt mij geen pretje om hondenbezitter te zijn. Om die reden, maar ook ’s ochtend vroeg vlak na het opstaan; hond uitlaten. Zo ook gedurende de dag nog een of twee keer en ’s avonds voor het naar bed gaan met eventueel liefdesspel: ‘ Oh, ik moet nog even de hond uitlaten.’ Niettemin ervaar ook ik de genegenheid tussen dier en mens. Maar ik ben nu eenmaal niet zo’n bazig type. De hond zou mij de baas zijn. Enige zelfkennis is hier wel op zijn plaats. Dat wens ik trouwens al die baasjes toe die niet met een hond om kunnen gaan en er toch een bezitten.
Rik Bronkhorst.